Procent 11 van 100: Chudan-Tsuki heeft geen reactie-arm, en je traint er onder andere je biceps en rugspieren mee – iets wat veel leraren niet eens weten!
- Jimmy Peek

- 9 jul
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 10 jul

De eerste 10 blogs gingen over het ochtendritueel. In de komende 10 blogs gaan we het hebben over spieren – en hoe je je lichaam goed kunt trainen zodat je sterker, sneller en explosiever wordt als karateka.
Om goed te kunnen trainen is het handig om te weten welke spieren je gebruikt bij welke techniek. Zo kun je de juiste spieren trainen, waardoor je technieken beter en sneller worden.
Laten we als voorbeeld de Chudan Tsuki nemen. Je weet vast wel dat je bij een stoot je armspieren gebruikt. Maar wist je ook dat je bij het stoten je schouder-, borst- en rugspieren nodig hebt?
Veel karate-leraren weten niet eens dat je je rugspieren gebruikt bij een stoot. En sommige karateka’s praten nog steeds over een actie-arm en een reactie-arm. Maar bij een Chudan Tsuki klopt dat niet – er is alleen actie!
We letten vaak alleen op de arm die naar voren stoot. Maar als je de andere arm sneller terugtrekt, dan gaat de stootarm ook sneller naar voren. Dat komt doordat je hele lichaam samenwerkt. Dit noemen we ook wel holistisch kijken – dat betekent dat je begrijpt dat alles in je lichaam met elkaar samenwerkt en je niet naar één aspect kijkt.

Hoe beter al je spieren samen kunnen werken, hoe krachtiger je techniek wordt. Als je alleen traint op de arm die de stoot maakt, dan stoot je minder hard dan wanneer je ook traint op het terugtrekken van de andere arm.
Hieronder zie je een simpel overzichtje van een paar belangrijke spiergroepen, en wat ze ongeveer doen. (Spieren doen vaak meerdere dingen, maar deze basis helpt je al goed op weg):
Spiergroep | Wat doet het? |
Pectoralis (borstspieren) | Brengen je hele arm “horizontaal” naar voren |
Deltoideus voor (schouder voorkant) | Brengen je arm recht naar voren omhoog |
Deltoideus zij (schouder zijkant) | Helpen je arm opzij tillen |
Deltoideus achter (schouder achterkant) | Bewegen je arm naar achteren |
Biceps (voorkant bovenarm) | Buigen van de arm |
Triceps (achterkant bovenarm) | Strekken van de arm |
Buikspieren | Houden je lichaam stabiel, maken je rug bol, draaien en zetten je romp vast |
Bovenrug | Helpt je arm naar achteren bewegen |
Onderrug | Maakt je rug hol en sterk |
Onderarmspieren | Knijpen je vuist en maken je pols stevig |
Zoals je ziet, gebruik je bij een stoot heel veel verschillende spieren: Borst, rug, schouders, armen én onderarmen. Aan het einde van de stoot moet je ook nog hard knijpen in je vuist, zodat je pols stevig is. Daarvoor gebruik je je onderarmspieren.
En vergeet je buikspieren niet! Die moet je aanspannen zodat je lichaam niet naar achter klapt als je hard stoot.
Wil je harde stoten kunnen maken?
Word dan goed in push-ups! Met gewone push-ups train je je borst- en armspieren. Met een trek-oefening met een Dyna Band train je juist het snel terugtrekken van je arm waardoor de stotende arm sneller naar voren gaat.
Maar let op:
Doe geen gewone kracht... maar explosieve kracht!
Een stoot is snel en krachtig tegelijk (explosief) – dus zo moet je ook oefenen. Probeer explosieve push-ups te doen, zoals:
Push-ups met een klap in je handen
Push-ups waarbij je steeds je schouders aantikt
Van deze explosieve push-ups kun je er misschien minder doen dan gewone push-ups, maar ze zijn veel effectiever voor karate.




Opmerkingen